
Jurisprudentie
AK3987
Datum uitspraak2003-09-12
Datum gepubliceerd2003-09-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305757/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-09-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200305757/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 20 augustus 2003, kenmerk GB/[naam], heeft verweerder krachtens artikel 125 Gemeentewet in samenhang met artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht besloten om binnen één week na verzending van het besluit bestuursdwang toe te passen ter zake van het door verzoekster in strijd met artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet milieubeheer oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor het bewerken van metaal, gevestigd op het perceel [locatie]
Uitspraak
200305757/1.
Datum uitspraak: 12 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Teleflex B.V.”, gevestigd te Tiel,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tiel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 augustus 2003, kenmerk GB/[naam], heeft verweerder krachtens artikel 125 Gemeentewet in samenhang met artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht besloten om binnen één week na verzending van het besluit bestuursdwang toe te passen ter zake van het door verzoekster in strijd met artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet milieubeheer oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor het bewerken van metaal, gevestigd op het perceel [locatie]
te [plaats].
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 28 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 september 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door ing. W. van der Ark, gemachtigde, bijgestaan door J.G.E. van Herwijnen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.J.H. Mineur en ing. P. de Fijter, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bestreden besluit strekt tot sluiting van de inrichting van verzoekster wegens het in strijd met artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet milieubeheer oprichten en in werking hebben van een inrichting, tot het moment waarop voor de inrichting een vergunning krachtens de Wet milieubeheer van kracht is geworden.
2.2. Verzoekster stelt dat verweerder niet in redelijkheid kan overgaan tot het toepassen van bestuursdwang, aangezien zij voor de onderhavige inrichting een aanvraag om vergunning krachtens de Wet milieubeheer bij verweerder heeft ingediend en het ontwerpbesluit strekkende tot het verlenen van een vergunning reeds vanaf 8 augustus 2003 ter inzage ligt.
2.2.1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het toepassen van bestuursdwang gerechtvaardigd is, nu verzoekster willens en wetens zonder vergunning de inrichting heeft opgericht en in werking heeft.
2.2.2. Vaststaat, en dit wordt door partijen overigens ook niet betwist, dat de inrichting van verzoekster zonder de daartoe vereiste vergunning krachtens de Wet milieubeheer is opgericht en in werking is. Verweerder is in beginsel dan ook bevoegd daartegen handhavend op te treden.
Uit de stukken blijkt dat verzoekster op 8 juli 2003 een aanvraag om een vergunning krachtens de Wet milieubeheer voor de onderhavige inrichting bij verweerder heeft ingediend. Op 5 augustus 2003 heeft verweerder een ontwerp van een besluit krachtens artikel 8.1, aanhef en onder a en c, van de Wet milieubeheer opgesteld strekkende tot verlening van de vergunning. Aldus kan worden aangenomen dat legalisatie van de activiteiten van de inrichting binnen afzienbare termijn te verwachten valt. Gezien deze omstandigheden ziet de Voorzitter na afweging van alle betrokken belangen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
2.3. De Voorzitter wijst het verzoek om voorlopige voorziening op de in het dictum omschreven wijze toe.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tiel van 20 augustus 2003, kenmerk GB/[naam];
II. gelast dat de gemeente Tiel aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2003
157-414.

